Nieuw project: Brugse verzen

In afwachting van nieuw materiaal op onttoovering, neem gerust een kijkje op mijn nieuw project Brugse verzen.

Bedoeling is wekelijks een nieuw Brugs gedicht te brengen met beeld, tekst en een korte commentaar, hoofdzakelijk negentiende eeuws. Heel merkwaardig hoe poëzie en lied een centrale rol innamen in de Brugse publieke ruimte. Elke organisatie, elk evenement, publiek of privaat gaf wel aanleiding tot een of ander vers. Ik heb er intussen al honderden. De ambitie is om ze bij elkaar te lezen en ze te begrijpen. Lees je met me mee?

Bij een brief uit 1854 – Nieuwe biografische gegevens over Johan Alfried De Laet

In 1854 stuurden S.J. van den Bergh, A.C. Kruseman en D. Ouwersloot een rondvraag naar de Nederlandse en Vlaamse dichters met het oog op de samenstelling van de bloemlezing “Onze Muze”. Het antwoord van J.A. De Laet (19/07/1854) bleef bewaard in het Literatuurmuseum (Den Haag) en bevat nieuwe gegevens over deze auteur wiens biografie nog steeds hiaten vertoont. Het is ook boeiend om te zien hoe hij zich aan een Nederlands publiek presenteert. Lees verder

Het ideologisch parcours van Johan Alfried De Laet (1)

Johan Alfried De Laet werd 200 jaar geleden geboren, op 13 december 1815. Uitgesproken van karakter, belichaamde hij als geen ander de contradicties van zijn tijd. De geschiedenis heeft hem niet altijd mild beoordeeld. Vaak nam men daarbij ongenuanceerd het negentiende eeuwse discours over van zijn tegenstanders. Ik neem me voor het ideologisch parcours van De Laet bij gelegenheid grondiger te behandelen, maar als voorproefje ter gelegenheid van zijn jubileum alvast deze ingezonden brief uit 1865. De Brugse krant l’Impartial de Bruges daagde hem uit om zijn roman Het Huis van Wesenbeke (1842) opnieuw uit te geven. Deze journalistieke aanval kwam ook in de Antwerpse Le Précurseur terecht, wat de aanleiding vormde voor zijn ingezonden brief. Ik vond hem terug in het bevriende blad Het Handelsblad (23/11/1865) via BelgicaPress. Bijna vijftig intussen en inmiddels ex-schrijver blikt hij terug op zijn roman, die hij ook ideologisch tracht te verantwoorden. Een pleidooi pro domo. Lees verder

De Pyp (1840), waarin we Daniël Vos ontmaskeren als J.A. De Laet, en een humoristische schets ontdekken die herinnert aan Jellen en Mietje of de Franse fysiologieën

de pypDe eerste jaargang van De Noordstar (1840) bevat een merkwaardige tekst, getiteld De Pyp. Het is een lezersbrief van een zekere Daniël Vos, duidelijk een mystificatie. De schrijver, een burgerlijk typetje in de stijl van Van Kooten en De Bie, houdt er een theatrale, hoogdravende redevoering over het roken van de pijp, maar heeft het vooral op zijn verfranste vrouw gemunt. Terwijl verschillende taalregisters handig tegen elkaar uitgespeeld worden, becommentarieert hij zichzelf en de actualiteit. De wat groteske, speelse tekst is een buitenbeentje in het Antwerpse literaire tijdschrift.

De Pyp herinnert aan de fijnere ironische momenten van Lodewijk Vleeschouwer en Theodoor Van Ryswyck, maar lijkt vooral verband te houden met een Franse traditie van fysiologieën, karikaturen en excentrieke teksten. Zonder duidelijke auteur als referentiepunt is De Pyp onder de radar gebleven van bibliografieën en literatuurgeschiedenissen. Toch verdient hij enige aandacht. Bijzonder vroeg, juni 1840, kunnen we hem plaatsen in de voorgeschiedenis van het realisme in Vlaanderen. Pas jaren later en zonder veel ruchtbaarheid zal Johan Alfried De Laet het auteurschap op zich nemen. In een brief uit 1854 (waarover later meer) meldt hij dat hij van plan was De Pyp op te nemen  in een verzamelbundel met kortverhalen. Lees verder

The milk and not the strong meat? Some notes on the diffusion and reception of the novels of Hendrik Conscience in England en America

Britain and America hardly took any interest in nineteenth century Flemish literature, with the exception of Hendrik Conscience (1812-1883), “the Walter Scott of Flanders”. In order to understand this international success, it is useful to follow some of the individual traces of the diffusion and reception of his work. As a complement to a more systematic analysis, this approach might tell us more about the specific circuits in which his texts functioned and the agents that mediated. It should also provide an insight into the discourses that surrounded the translations, the expectations they met and the position they occupied within the repertoire.

Beginning with a Conscience reference by Lafcadio Hearn, we then move on to three case studies. Series such as The Amusing Library by Lambert & Burns (London) or the New York Dunigan’s Home Library used translations to establish channels to new audiences and reading practices. These were challenged by reviewers such as George Eliot and Wilkie Collins. George Hull, a minor British Catholic author, testifies of his reading experience and ranks Conscience within a transnational European literary system. The same appetite for reading, significantly present in Conscience’s Hugo Van Craenhove, led Brownson’s Quarterly Review (Boston / New York) to reflect upon the popularization of knowledge and education. It seems that the rather conservative choices Conscience made with respect to the Flemish market, a weak literary system conditioned by strong national and ethical restrictions, gave his work a universal appeal to similar audiences abroad.

[Note: This text was originally conceived in Dutch on this blog (2012) and revised for publication in Verslagen & Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (2013). As a I thought it might be of interest to an English audience I translated it. I welcome any suggestion or correction [form at the bottom or email]

[A good introduction to Hendrik Conscience can be found here]

Lees verder

Conscience en copyright (1853): bij een ongekende brief aan een Franse vertaler

Camille BerruVertalingen speelden een belangrijke rol bij de vestiging van Hendrik Consciences reputatie, zowel in binnen- als buitenland. Bij het herzien van mijn stuk over de ontvangst van zijn werk in Engeland en Amerika [zie VMKVA] stootte ik op een nieuwe brief van Conscience uit 1853 in de autografencollectie The Autographic Mirror (1864). Hij is gericht aan een onbekende Franse vertaler uit de entourage van Camille Berru uit wiens collectie het document afkomstig is. Lees verder

Wilkie Collins recenseert Hendrik Conscience (1855)

De vele honderden vertalingen en edities door Arents en anderen verzameld, getuigen van Consciences onbetwistbare succes in het buitenland. Daarbij blijft wel de vraag welke lezersgroepen deze teksten bereikten en hoe de buitenlandse literaire opiniemakers ze beoordeelden.

Wat het Engelse taalgebied betreft, trokken o.m. Octave Delepierre en Nicholas Trübner de verspreiding van Conscience op gang (Onttoovering 18/08/2011). Toch blijven vooral de kritische beoordelingen van Henry Fothergill Chorley in The Athenaeum en George Eliot in The Westminster Review bij. Ook Charles Dickens bleef opvallend onverschillig. Daaraan kunnen we nu de mening van Wilkie Collins toevoegen. Zijn twee anonieme recensies in het radicale opinie-en cultuurblad The Leader zijn bijzonder interessant. Hij beoordeelt er niet alleen de kwaliteit van Consciences werk op zich, maar gaat ook dieper in op de mechanismen achter het succes.

leader conscience

Lees verder

Hendrik Conscience slachtoffer van Franse handschriftenjager (1855-1856)

“Monsieur, quand vous recevrez cette lettre je n’existerai plus.” Wie laat de zielsnood van een jonge briefschrijver onbeantwoord? Ook Conscience niet. Tussen de brieven uitgegeven door Gilbert Degroote zitten er drie waarin hij uitvoerig levensadvies geeft aan een verder onbekende Franse geadresseerde (bewaard in het Letterenhuis). Conscience viel ten prooi aan de beruchte handschriftenjager Ludovic Picard. Onder valse voorwendsels ontlokte die in de jaren 1850 tientallen brieven aan literaire grootheden  om ze vervolgens te verkopen.

books picard 2

Lees verder

“Letterbroeders zedenvoeders”: De opkomst van Kunstliefde, Brugse toneel- en letterkundige vereniging (1841-1887)

Markies de Rumigny, attaché van de Franse ambassadeur, beschrijft de stad Brugge in een rapport van 1842 als “une sorte de ville fantôme”, een levenloos “Pompeï gothique”[1]. Groot is zijn verbazing als hij er kennis maakt met een laaiende toneelvoorstelling bij de maatschappij Kunstliefde. Uit de beschrijving blijkt behalve een groot genootschappelijk enthousiasme ook een sterke Vlaamse en bovenlokale politieke interesse, die ook wij in eerste instantie met steden als Antwerpen, Brussel of Gent, maar niet met het ingedommelde Brugge associëren. Het is een feit dat na het boeiende artikel van Karel De Clerck over het letterkundig te leven te Brugge in de Hollandse tijd[2] en enkele detailstudies de ontwikkeling van de toneel- en letterkundige verenigingen te Brugge na 1830 grotendeels een verborgen geschiedenis gebleven is. Nochtans leidde een gevoelige uitbreiding van een publiek afkomstig uit bredere lagen van de bevolking tot een bloeiend Vlaams letterkundig leven te Brugge in de eerste decennia na de Omwenteling. De vereniging Kunstliefde had hier een belangrijk aandeel in. Lees verder

1841 Johan Alfried De Laet zoekt aansluiting met de Nederlandse literaire markt

De Laet, die de gebeurtenissen van 1830 van dichtbij meemaakte als tiener, kan men bezwaarlijk van orangisme verdenken. Toch zag ook hij al vroeg het nut in van een samenwerking met het Noorden. In de Koninklijke Bibliotheek Den Haag trof ik twee brieven aan uit 1841, gericht aan Johannes  Immerzeel Junior.  Om zijn roman Het Huis van Wesenbeke in Nederland aan de man te brengen, zocht hij een alternatief voor Willem Messchert, op dat ogenblik het enige toegangskanaal tot het noorden. De brieven zijn interessant omdat ze zeer concrete gegevens bevatten over de vroege verspreidingsmogelijkheden van Vlaamse werken in Nederland. Het advies van Immerzeel bracht hem uiteindelijk bij de Amsterdamse boekhandelaar Gerrit Theodoor Bom, die niet alleen het werk van De Laet, maar ook dat van een aantal Antwerpse collega’s zou verspreiden en uitgeven. Voor Conscience en zijn uitgever Buschmann was het een eerste structureel contact met de Nederlandse boekenmarkt. Lees verder